Pagina's

PF 27 tot 30


Pigeon Fever 27

tekst en foto's Henk Simonsz

Het belang van een kweekduif die goed in zijn vel zit (1)

Sfeer
Veel melkers zullen het met me eens zijn als ik beweer dat een goede sfeer op het hok erg belangrijk is. Niet alleen voor de vliegploeg die uit oude duiven bestaat, maar ook voor de jongen. Wat dan precies een goede sfeer voor duiven zou zijn valt minder eenvoudig te omschrijven, maar het komt er eigenlijk op neer dat de leefomstandigheden zodanig zijn dat de duif zich er goed bij voelt en het naar zijn zin heeft. De melker moet voorzien in de behoeftes van de duif en als het kan daar nog een schepje bovenop doen, zodat het van functioneel ook aangenaam kan worden.

Daarvoor zijn er natuurlijk volop mogelijkheden bijvoorbeeld bij de inrichting van het hok, maar ook bv het klimaat, vochtigheid en tochtgevoeligheid spelen een rol. Het creëren van een stukje gezonde rivaliteit, maar ook een simpel bad kan daarbij helpen. Loop het hok maar eens binnen nadat ze net een bad gehad hebben. De duiven liggen er super relaxed bij en voelen zich top, althans dat stralen ze gewoon uit. Dat soort dingen voorkomt mede onnodige stress en het is algemeen bekend hoe bepaalde vormen van stress negatief kunnen werken op je algehele gestel en weerstand.

De eerste jongen van 2015. Wat sfeer en behaaglijkheid betreft zit het wel goed zo te zien.

Meetbaar
Maar het probleem van al die onderdelen van de sport is dat we het denken, maar niet zeker weten. Zeker als het om vliegduiven gaat. Je weet immers niet wat dezelfde duiven zouden doen als je ze alleen een basisverzorging zou geven. Voor ons gevoel maken al die kleine dingen om de sfeer te verbeteren wél verschil. Mijn gevoel is niet anders, alleen is het niet of nauwelijks meetbaar. Je zou een proefopstelling kunnen maken met twee verschillende systemen en dan kijken welk hok beter zou presteren, maar ook dat zegt niet alles want de individuele kwaliteit van de duiven is nooit gelijk. Kortom veel gevoelswerk, weinig harde feiten.

Maar waar ik het eigenlijk over wil hebben is de invloed en het belang van sfeer, voeding en andere zaken op het hok op de kwaliteit van de jongen die je kweekt. Dat is namelijk wel degelijk meetbaar. Hoe dan precies, kom ik later in dit artikel nog op terug. Eerst wil ik gaarne wat experimenten, wetenswaardigheden, ervaringen van mezelf en anderen op een rijtje zetten.



Ik weet nog goed dat halverwege de jaren 80 het fenomeen hengstenkweek opeens veel aandacht kreeg. Veel melkers dachten het ei van columbus gevonden te hebben en in die tijd was dat onderwerp echt hot. Ik weet nog dat ik bij Gijs Peters in Budel op bezoek kwam die toendertijd tot de absolute top van Nederland behoorde met zijn stam duiven. Zijn fameuze 73 werd o.a. tot de beste duif van Nederland gekroond. Gijs liet mij een vernuftig bouwwerk zien waarin de „Hengst“ letterlijk een centrale rol vervulde en waaraan 4 afzonderlijke broedhokken waren aangesloten waar 4 duivinnen in zaten. Zij werden om de paar uur gerouleerd en mochten dan een tijdje bij de hengst. Een aantal voedsterkoppels liep synchroon mee in dat proces, zodat de eieren konden worden overgelegd en het ritueel kon worden herhaald. Theoretisch een schiterende oplossing natuurlijk!

Perry legioen


Een paar jaar later had ik een gesprek, meer een discussie eigenlijk, met Jos de Zeeuw, de gerespecteerde hoofdredacteur van het NP orgaan waar ik destijds ook hokreportages voor schreef. Jos de Zeeuw vertelde mij dat zijn broer Hans ook aan hengstenkweek ging doen met zijn superdoffer de Perry. Jos vertelde dat Hans wilde proberen van de Perry een 20 tot 30 tal jonge duiven te kweken en die te gaan spelen op de jonge duiven vluchten. Jos en Hans verwachtten dat bij die ploeg een aanmerkelijk aantal goede tot zeer goede duiven zouden zitten. Beiden hadden er heel hoge verwachtingen van. Hans de Zeeuw schreef er ook een artikel over en de slotzin kan ik mij nog goed herinneren en luidde: Het Perrylegioen komt er aan!

Deze foto maakte ik ooit bij een liefhebber in Thailand. Let op de speakers aan de wand om muziek te kunnen laten spelen. Ik heb toen niet gevraagd of dat voor de melker of de duiven was. In Nederland zijn er verschillende melkers en niet de minste, die permanent muziek laten horen in hun duivenhokken. Ook boeren maken er soms gebruik van bij hun koeien.


Om verschillende redenen die ik hieronder zal uitleggen, geloofde ik absoluut niet dat ze met die methode meer goede duiven en zelfs supers zouden gaan kweken als andere jaren. Ik zei dat ook op een voorzichtige manier tegen Jos, omdat door dat geforceerde gedoe met die doffer de kwaliteit van het sperma waarschijnlijk minder zou worden. Daardoor zouden ze zeer waarschijnlijk niet meer goede duiven kweken als wanneer ze de doffer gewoon zijn cylclus zouden laten afmaken. Jos was een meester in de discussie, vandaar dat ik probeerde het voorzichtig te formuleren, maar hij veegde mijn argumenten van tafel met de opmerking die ik ook nooit ben vergeten en nadien nog vaak door mijn hoofd speelde bij het onderzoeken van gelijksoortige projecten. Zijn stelling was: Zaad is zaad en de rest is flauwekul.

Kunstmatige Insiminatie

De reden dat ik stelling durfde te nemen tegen zijn beweringen was dat ik mij ook al aardig in die materie had verdiept en ook zelf wat experimenten had gedaan om te kijken wat er allemaal mogelijk was met hengstenkweek. Verder had ik contacten met een vrouw die zelf middels kunstmatige insiminatie behandeld werd in een gespecialiseerd ziekenhuis in Leiden. Van haar kreeg ik destijds uiterst waardevolle informatie die nog steeds actueel is en ik mooi kon projecteren op de duivensport. Ik heb daarna nog nooit argumenten voorbij zien komen die die info hebben kunnen ondergraven, terwijl ik er echt wel voor open sta. Een van de belangrijkste conclusies uit dat ziekenhuis onderzoek was dat omstandigheden van buitenaf (meetbaar) invloed op de kwaliteit van het sperma hebben. Sterker nog recent sprak ik met Falco Ebben die een uitgebreid gesprek/interview had gehad met iemand die in K.I. gespecialiseerd is en dezelfde conclusies trok met betrekking tot het belang van de (meetbare) kwaliteit van het sperma , Later in dit artikel kom ik hier nog op terug. Voor de duidelijkheid met Kunstmatige Insiminatie bedoel ik wel iets anders als hengstenkweek want met K.I. kan je namelijk wel spectaculaire resultaten in de breedte bereiken, omdat het is gebaseerd op een ander principe.



Het is enorm belangrijk dat een duif zich goed voelt in een duivenhok en dat heeft (gelukkig) totaal niks met luxe te maken.
 

Fiasco
Zelf liet ik kort nadat ik de bak bij Gijs Peters had gezien eenzelfde hengstenbak voor mijn duiven bouwen. Met een goede doffer wilde ik ook aan hengstenkweek gaan doen. De doffer zat in een hokje in het midden van de bak en aan vier zijden van dit middelste hok zaten aparte compartimenten waarin de duivinnen zaten. Om de paar uur mocht een van de vier uitverkoren duivinnen bij de doffer. Na verloop van tijd had je dan 8 eieren die onder voedsterkoppels gelegd konden worden. Het was een tijdrovende en gecompliceerde klus. Op papier zag het er geweldig uit, in de praktijk was het wel iets anders. Met de kennis van nu blijkt ook dat dat nooit geen succes zou kunnen worden. Binnen een paar weken stopte ik er al mee want het werkte totaal niet. Veel te gecompliceerd. De duiven werden er gek van en ikzelf ook. Vandaar dat ik een andere methode wilde gaan toepassen die eenvoudiger en wellicht ook beter zou werken. (wordt vervolgd)
 
 
 
 
Pigeon Fever 28
tekst en foto's Henk Simonsz
Het belang van een kweekduif die goed in zijn vel zit (2)

Het experiment met de hengstenbak in het midden en de daaraan gekoppelde appartementen met verschillende duivinnen, werkte bij mij en mijn duiven dus absoluut niet. Uiteraard kon je op die manier wel een aantal bevruchte eieren genereren maar het bracht zoveel rompslomp en stress met zich mee dat dat nooit het gewenste resultaat zou kunnen geven. Kennelijk waren mijn duiven er ook minder geschikt voor
Alternatief

Na een tijdje prakkizeren over een beter alternatief had ik het idee om een aantal onvruchtbare doffers aan goede duivinnen te koppelen en dan na een dag of 6 in een aparte ruimte te laten bevruchten door de hengst. Duivin weer terug naar haar onvruchtbare partner, eitjes leggen en daarna samen met haar niksnutje de eieren uitbroeden en de jongen groot brengen. Dat zou erg veel gedoe schelen en waarschijnlijk ook veel minder stress met zich mee brengen voor de betrokken duiven én melker. Maar ja, hoe kom je aan actieve, onvruchtbare doffers en hoe weet je wel zeker of ze af en toe niet toevallig wel een lucky shot produceren waardoor je duiven kweekt uit een onbedoelde koppeling. Voor vliegduiven zou dit minder erg zijn als wanneer je probeert potentiële kweekduiven te kweken. Dat zou niet best zijn als je bv bezig bent via lijnenteelt een fijn stammetje duiven op te bouwen.

14 duivinnen klaar om gekoppeld te worden. Allemaal kleine persoonlijkheidjes met allemaal hun eigenaardigheden. Om topkwaliteit te kweken lijkt het er op dat ze daardoor minder geschikt zijn voor grootschalige hengstenkweek, anders dan via kunstmatige inseminatie.


 

Het mooiste zou natuurlijk zijn als je een stel doffers in de kracht van hun leven onvruchtbaar zou kunnen laten maken voor hun nieuwe taak. Zodat je zeker bent dat ze geen zaad meer produceren en toch actief genoeg zijn om te drijven en jongen groot te brengen. Dus trok ik rond 1990 de stoute schoenen aan en nam contact op met de Universiteit van Utrecht afdeling diergeneeskunde. Daar werden dierenartsen en latere specialisten opgeleid en deden ook de nodige onderzoeken onder leiding van een ervaren arts/specialist. Ik legde mijn idee uit en vroeg of zij mij daarbij konden en wilden helpen. Het leek hun een leuk experiment en ik was van harte welkom om er 6 doffers te brengen, die zij dan zodanig zouden behandelen dat er geen sperma meer geproduceerd werd, maar verder wel alle functies in tact bleven. Die doffers waren dan duiven die er normaal gesproken uit zouden gaan vanwege het ontbreken van voldoende sportieve eigenschappen maar verder van zichzelf wel kerngezond waren.

Na behandeling kon ik de doffers weer ophalen en op de Universiteit vertelde ze mij dat ze de zaadstrengen van de doffers met een soort van nietje hadden afgesloten. Ik moest voor de zekerheid nog 2 weken wachten om de duiven in te zetten, maar daarna kon ik vol verder gaan met het experiment.
Complex

Net als het experiment met de hengstenbak leek ook deze manier van meerdere jongen kweken uit een topdoffer op papier veel mooier als in werkelijkheid. Er blijken zoveel factoren mee te spelen waar je van te voren niet aan denkt of verwacht. Ook dit bleek toch een behoorlijke complexe materie te worden. Je moet sowieso het geluk hebben dat de hengst een soort van allemansvriendje is en het accepteert dat er telkens een nieuwe dame om de hoek komt kijken om bevrucht te worden. In het begin lukt dat bij de eerste paar duivinnen nog wel maar mijn doffer ontwikkelde al snel een bepaalde voorkeur voor enkele van de duivinnen en de rest kon bij wijze van spreken een portie klappen krijgen....Resultaat, vechten, kapotte koppen etc.

Datzelfde gold eveneens voor de duivinnen. Ook daarbij allemansvriendjes, maar ook duivinnen die gewoon niks van de hengst wilde weten. Ze waren immers gekoppeld met een andere doffer en daar bleef het bij. Er kwamen wel eieren, dat was het punt niet, maar ook veel daarvan niet bevrucht,. Zonde van die goede duivinnen. En door al dat complexe gedoe leek me dat ook niet bevorderend voor de kwaliteit van het sperma.

Hier draait het tenslotte allemaal om. Het kweken van een topper en we weten allemaal hoe moeilijk dat is. Maar het is wel de basis waarmee je binnen de duivensport het verschil kunt maken.
Veronderstelling

Die veronderstelling haalde ik vooral uit hetgeen ik hoorde en las over het belang wat wordt gehecht aan de kwaliteit van het sperma bij kunstmatige insiminatie bij mens en in de commerciële dierhouderij

De contacten die ik had met een vrouw die via de K.I. methode werd behandeld om zwanger te kunnen raken waren voor mij een eye-opener en ik was behoorlijk onder de indruk van wat ik allemaal hoorde. Vooral ook hoe de complete behandeling , inclusief onderzoek naar de kwaliteit van het zaad, in zijn werk ging. Later bleek mij dat bij bv K.I. van runderen en paarden nagenoeg hetzelfde protocol wordt gevolgd.

Voor een K.I. behandeling heb je allereerst natuurlijk een zaaddonor nodig die zorgt voor het aanleveren van het benodigde sperma. Dat sperma kan binnen een aantal uren direct gebruikt worden maar het gebeurt ook vaak dat het direct, na wat behandelingen en toevoegingen, wordt ingevroren. Daarvoor wordt het eerst wordt onderzocht op bepaalde eigenschappen die de kwaliteit weergeven, Die eigenschappen worden beoordeeld met een cijfer op een schaal van 1 tot en met 10. Het sperma wordt bij een score van minder dan 8, sowieso vernietigd.

Kwaliteit

De kwaliteit wordt vooral beoordeeld aan de hand van het percentage levende spermotozoïden (meestal rond de 70%) dat aanwezig moet zijn. Verder wordt gekeken naar de grootte, beweeglijkheid en de mate van beschadigingen/misvomingen van een gedeelte van de spermotozoïden. Ook wordt gekeken naar de snelheid van verplaatsen en in welke lijn ze zich bewegen. Het klinkt wellicht allemaal een beetje vreemd maar zo gaan ze er in de desbetreffende klinieken wel mee om en daar zullen ze toch goede redenen voor hebben lijkt me.

Wanneer het zaad wordt ingevroren, gebeurt dat in vloeibare stikstof bij 196 graden onder nul Vooraf wordt tevens het bloed onderzocht op de aanwezigheid van bepaalde ziektes zoals Hepatitus en Hiv. Die virussen gaan bij het invriezen ongemerkt mee en blijken bij het latere ontdooien ook levensvatbaar en zou je er dus gratis bij krijgen, wat natuurlijk nooit de bedoeling kan zijn

Een foto uit de Oude Doos. Samen met wijlen Tiny van Herpen uit Den Bosch aan tafel en ik mag zijn topdoffer van weleer de „64“ bekijken. Uit kinderen van de 64 kweekte ik destijds erg fijne duiven. Ik zou nu nog best een rechtstreekse uit die doffer op mijn hok willen hebben. Met Kunstmatige Insiminatie zou dat nu nog mogelijk geweest moeten zijn. Of wat dacht u van een rechstreekse uit de Kanibaal of Ace Four om maar een paar voorbeelden te noemen. Zou met K.I. allemaal tot de mogelijkheden hebben behoord....
 

Wat mij echter het meest aansprak, met in het achterhoofd natuurlijk de kweek van goede postduiven, was dat aan de kwaliteit van het sperma was te zien hoe de zaaddonor de dagen ervoor had geleefd. Er werden dan ook gesprekken gevoerd met die man en daaruit bleek bv dat wanneer de donor eens lekker had doorgehaald op feestjes, veel had gedronken, weinig had geslapen of gewoon in een stressvolle periode zat, hij zaad produceerde dat onvoldoende kwaliteit bezat om aan de eisen van de kliniek te kunnen voldoen. Daarentegen bleek dat goed uitgeruste mannen, die ook nog eens goed in hun vel zaten op de momenten van donoring de hoogste cijfers haalden bij de kwalitatieve beoordelingen van het sperma.
Toch wel iets om eens goed over na te denken en wellicht ook een aardig onderschat fenomeen binnen de duivensport. Verder blijkt uit verschillende onderzoeken dat niet alleen de leefomstandigheden maar ook bepaalde voedingssupplementen bijdragen aan kwalitatief beter sperma bij de mens, maar veel belangrijker voor ons als sportbroeders en zusters, ook bij duiven en dat is zelfs zeer recent aangetoond! (wordt vervolgd)
 
 
Pigeon Fever 29
tekst en foto's Henk Simonsz
Het belang van een kweekduif die goed in zijn vel zit (3)

Nadat al de kwekerijen met de hengst stuk voor stuk doodliepen vanwege de complexiteit en de stress die dit voor duif en melker met zich meebracht, is voor mij in ieder geval duidelijk geworden dat deze geforceerde manier van duiven kweken, de gemiddelde kwaliteit/sportieve waarde zeker niet ten goede komt.

Het beste alternatief lijkt de Kunstmatige Inseminatie (K.I.) die natuurlijk wel een aantal grote voordelen biedt. Er wordt van een doffer in topconditie een zaadmonster afgenomen waarmee gemiddeld zo'n 6 tot 8 bevruchtingen kunnen worden gerealiseerd. Het voordeel daarvan is natuurlijk dat de gemiddelde kwaliteit van dat zaad dan heel stabiel is, met weinig pieken en dalen. Je kunt zelf het moment bepalen wanneer er sperma van de doffer wordt afgenomen en dat doe je natuurlijk alleen als de doffer qua conditie op zijn best is. Iedere duivenhouder die een beetje melker is zal dat zelf prima kunnen vaststellen. Een sterk argument of het een goed systeem is vind ik altijd als het wordt toegepast in de commerciële landbouwsector. Daar draait alles voornamelijk om geld en kosten en doet men zoiets alleen als het effectief is en een duidelijke meerwaarde ten opzichte van het tot dan gebruikte systeem

Falco Ebben is een leergierige jonge melker waarmee ik graag over de duivensport praat.
 
Landbouwsector
In varkenshouderijen en andere agrarische bedrijven met koeien en kippen hebben de boeren zelf nauwelijks nog mannelijke ouderdieren. Voor de bevruchting daarvan worden gespecialiseerde bedrijven ingeschakeld die in het bezit zijn van topkwaliteit mannelijke zaaddonors. Zij hebben dan dieren die inmiddels voor die bedrijfstak op het gebied van productieve kwaliteiten, bewezen goed zijn en een bepaalde weerbaarheid hebben tegen de meest voorkomende ziektes. Betreft het echter ziektes die zich pas een paar jaar later openbaren is het probleem ook gelijk mega groot, omdat er dan al heel wat nakomelingen rondlopen met dezelfde genetische zwakheid. Dat probleem is al eerder voor gekomen bij bv koeien.

Verdere voordelen zijn natuurlijk dat je zeer economisch omgaat met zaad van een topdier of het nu een stier of topdoffer is. Bij een normale koppeling heb je hooguit 2 bevruchte eieren en als je nagaat dat uit iedere keer dat de doffer de duivin treedt er met die hoeveelheid sperma eigenlijk 6 tot 8 kopels eieren bevrucht kunnen worden is dat natuurlijk een flinke verspilling van potentiële kwaliteit. Vooral als je over echt goede duiven praat. Ook kan het ingevroren zaad tientallen jaren bewaard worden, zonder dat er aan kwaliteit wordt ingeleverd en dat is natuurlijk fantastisch als je het geluk hebt dat je een echte superduif op de kooi hebt. Ook speelt afstand geen rol want op de juiste manier behandeld en verstuurd ontstaan er geen problemen. Je zou op die manier makkelijk wereldwijd zaad van een topduif kunnen verspreiden, iets wat bv bij koeien en paarden inmiddels de normaalste zaak van de wereld is.

Francois

Ik heb regelmatig contact met Falco Ebben over dit soort zaken, mede omdat hij ook erg leergierig is en altijd open staat voor vernieuwende inzichten. Hij had een interview gedaan met Francois Bernar, die zich al een tiental jaren helemaal gespecialiseerd heeft in de kunstmatige inseminatie, eerst van zeldzame vogels en de laatste 6 jaar ook van duiven. Daaruit kwamen een aantal interessante aspecten naar voren. Falco schreef daar een zeer lezenswaardig artikel over en napratend met hem over zijn bezoek aan dhr Bernar bleek dat bepaalde voedingssupplementen, maar ook medicijnen een meetbaar effect hadden op de kwaliteit van het sperma van de duiven. En dat niet alleen in positieve zin!

Falco vertelde dat Francois met de behandeling van het sperma van de duiven eigenlijk dezelfde weg bewandelt, als ik eerder had beschreven met betrekking tot klinieken die K.I. bij mensen doen. Ook heeft Bernar een serie proefdieren zitten waarbij hij voortdurend onderzoek pleegt om te kijken of er effecten meetbaar zijn wanneer aan de duiven bepaalde voedselsupplementen of medicijnen worden toegediend. Uiterst interessant wat die man had te vertellen omdat hij zelf geen enkele commercieel belang heeft bij de verkoop of promotie van voeding . Hem gaat het alleen maar om een zo hoog mogelijke score van de kwaliteit van het sperma.



Volgens mij werkt individuele aandacht voor de duiven, waaronder kleine dingen zoals bv regelmatig knokken met je doffers, positief op het welzijn van de dieren. Sommige duiven zitten gewoon op je te wachten voor een portie aandacht. Voor mensen blijkt aandacht onontbeerlijk, dus waarom voor duiven niet?


Spirulinapoeder
Nadat deze duiven een tijdje naast het normale kweekvoer waren bijgevoerd met verschillende supplementen werd van deze duiven daarna telkens sperma verzameld en onderzocht op beweeglijkheid, misvormde spermatozoïden etc. Daarbij bleek dat bv bij een product als Spirulinapoeder de spermakwaliteit een enorme push vooruit kreeg in kwaliteit bij de dieren die deze toevoegingen hadden gekregen. Zelfs doffers van 7 jaar en ouder die al duidelijk op hun retour waren, bleken dat er erg positief op te reageren en gingen aanmerkelijk beter zaad produceren. Dit is maar zo een voorbeeld in positieve zin. Zelf heb ik dit voorjaar Spirulinapoeder een tijdje verstrekt voordat de kwekers gekoppeld werden. Op een oude doffer na, die ik kort voor de koppeling nog had laten enten tegen Paratyfus, had ik voor het eerst van m'n leven niet één onbevrucht ei. Via internet heb ik deze bio gekweekte alg aangeschaft bij een bedrijf die niets met de duivensport te maken heeft en voor geen nog 10 euro heb ik meer dan genoeg voor een heel jaar. Nu waren mijn duiven verder ook in een erg goede conditie en ik kan ook niet bewijzen dat de alg daarvoor mede verantwoordelijk was, maar vind het toch interessant genoeg om te vermelden, zeker ook omdat tot nu toe bij de opgroei van mijn jonge duiven er niet een is achtergebleven of overstuur gegaan. De dosering die ik gebruikte en waar ik heb het aangeschaft etc. zal ik binnenkort voor de geïnteresseerden op mijn site vermelden.

Ronidazole
 
Het zijn in ieder geval ontwikkelingen die sporen met onderzoeken naar de effecten van menselijk voedsel (lycopeen bv) in relatie tot kwalitatief hoogwaardig menselijk sperma. Maar het blijkt dus ook dat je het tegendeel kunt bereiken. Dat je door je duiven voor het koppelen nog even een kuurtje te geven om „ze lekker schoon“ aan de start te brengen, een negatief effect kan bereiken met betrekking tot de kwaliteit van het sperma. Ronidazole is daar een mooi voorbeeld van. Na het kuren met dit middel bleek dat de kwaliteit van het onderzochte sperma niet alleen slecht, maar zelfs desastreus was, met veel dode en misvormde cellen. Het bleek dat zo'n simpel ogend middel tegen het geel een zeer negatief effect kan hebben op de kwaliteit van het zaad van de doffers. Kortom ik denk dat we kunnen vaststellen dat het dogma van „zaad is zaad“ hiermee wel naar het rijk der fabelen kan worden verwezen!  

Treurnis
Eerder schreef ik ook dat in de klinieken bleek dat wanneer een menselijke donor goed in zijn vel zat, dat direct zichtbaar was in de kwaliteit van het sperma. Ik moest daar aan denken toen ik laatst bij een duivenhouder was waar alle kwekers in aparte kleine bakken zaten en waar een sfeer hing van een ongelofelijke treurigheid. De duiven zaten sip voor zich uit te kijken. Totaal geen activiteit, het leken wel kippen op legbatterijen. Ik kan het niet bewijzen, maar ik denk dat je zo nooit echt topmateriaal kan kweken. Het drijven, heen en weer vliegen met nestmateriaal, beetje knokken met de buren en het baasje zijn toch allemaal ingrediënten waardoor zo'n doffer zich veel lekkerder voelt en wellicht ook zijn hormoonhuishouding op de goede manier prikkelt. Vogels in het wild blijken met betrekking tot legsels etc. immers ook duidelijk te reageren op prikkels van buitenaf. We kunnen wat dat betreft met al onze vermeende wijsheid nog zóveel leren van de natuur....

                                                            Henk Simonsz

======================================================================